Groninger dichters zoeken en vinden maatjes
Samen dichten begint met samen beleven en samen delen. Drie Groninger dichters gingen op pad met een maatje met een verstandelijke beperking. Hieronder de verhalen van Esmé van den Boom, die op stap ging met dichtersmaatje Mion, Kasper Peters die met Michael afsprak en Lilian Zielstradie met Sander op pad ging.
Esmé en Mion
Op woensdag 15 november haalde ik Mion bij haar thuis op om samen naar het Groninger Museum te gaan. Ze stond al op me te wachten, we waren allebei een beetje zenuwachtig omdat we iets gingen doen wat voor ons allebei nieuw was. Maar wel heel nieuw op een andere manier: Mion was nog nooit in het museum geweest, en ik realiseerde me al een paar weken eerder dat ik eigenlijk nooit lang met mensen met een verstandelijke handicap had gesproken. Gelukkig hadden we een duidelijk doel: een gedicht schrijven voor Xantha, Mions zus. Mion vertelt me op de fiets dat Xantha gaat verhuizen naar Nieuw-Zeeland. We verbazen ons om hoe ver Nieuw-Zeeland is van Nederland: niet alleen in afstand, maar ook qua levensstijl: wat voor taal spreken ze daar, welk geld gebruiken ze, wat zie je als je daar je deur uit stapt.
In het museum maken we foto’s van de schilderijen die Mion bij haar zus en bij Nieuw-Zeeland vindt passen. Mion vindt op de eerste verdieping precies de schilderijen mooi waar ik normaal gesproken geen aandacht aan zou besteden. In plaats van er voorbij te lopen, blijven we nu samen langer staan. Het valt me op dat het Mion helemaal niet uitmaakt of kunst is gemaakt door Groningse kunstenaars of door kunstenaars uit Japan of Australië. Voor haar zijn alle schilderijen even aanwezig, even dichtbij. Waar ik altijd op zoek ben naar wat er achter een schilderij zit, wil Mion er vooral voor staan: iets is mooi, of iets is interessant, of iets is geen van beiden en dan lopen we door. Hoe langer we in het museum lopen, hoe meer overeenkomsten we vinden. Mion werkt bij NOVO Konditorei en is gek op taart en bakken, net als ik.
Bij de piano van Maarten Baas blijken we allebei piano te hebben gespeeld. Als we helemaal bovenaan het museum naar Aboriginal-art kijken, vinden we hetzelfde mooi aan de schilderijen, de kleuren en de symmetrie. We gaan naar beneden, waar we in het café beginnen aan ons gedicht (met een taartje, natuurlijk!). Voor het gedicht gebruiken we de zinnen die ik Mion eerder heb horen zeggen, die ik allemaal heb genoteerd. “Ik wist niet dat dit ook poëzie was”, zegt Mion, en dat je dat er ook maar net in moet zien. Ik zeg dat ik gewone zinnen juist vaak de mooiste vind. Ik kijk naar het papier en zie dat ik hier en daar toch mijn eigen woorden tussen die van Mion heb gefrommeld: ‘spreken’ in plaats van ‘zeggen’. Ik kras mijn woorden door en schrijf die van Mion erbij. Ik had zelf gelijk: de zinnen die je altijd gebruikt zijn misschien wel het mooist. Mion leest aan me voor wat we hebben geschreven. Ze gaat een piano tekenen op de achterkant van het gedicht, zegt ze. Vrijdag leest ze het voor aan haar zus, ze is een beetje bang dat er dan ‘traantjes komen’. “Dankjewel dat je dit met mij wilde doen,” zegt ze, “ik had het denk ik niet alleen gekund.” Daar voel ik mijn eigen traantjes al een beetje komen. Zo’n zin, denk ik, dat is nou al iets heel moois op zichzelf.
Kasper en Michael
“In Appingedam ging ik samen met Michael spelen met mijn lievelingsspeelgoed. Ik werd door hem compleet verrast.
Michael is ook een woordman, die in zijn fantasie buiten de gebaande wegen durft te gaan en zijn fantasie kan vangen in taal. Samen spelen met de taal is vaak leuker dan in je eentje op een zolderkamer. We hebben elkaar veel vragen gesteld en evenveel ideeën gedeeld.
We hebben elkaar versterkt in onze dagdromen. We zijn blij met ons gedicht die we enkel samen hadden kunnen schrijven.”
… en Lilian en Sander
Op donderdag 16 november had ik om elf uur met Sander afgesproken. Van tevoren had ik gehoord dat Sander veel van kleuren en schilderen hield, dus dacht ik: laten we naar het Stripmuseum gaan! Toen de auto kwam aanrijden, zwaaiden we al naar elkaar - ik wist direct dat het een gezellige middag zou worden. Voordat we bij het museum waren, moesten we eerst een stukje lopen. Sander en ik hebben fijn gekletst over van alles, zoals over schilderen, maar ook over dieren en allerlei andere dingen. Onderweg zagen we al genoeg interessante dingen waar we een gedicht over konden schrijven.
Eenmaal bij het Stripmuseum bleek dat die gesloten was! Jammer natuurlijk, maar in Groningen is altijd genoeg interessants te doen. Onderweg hadden we gezien dat Noorderlicht een tentoonstelling in de Aa-kerk had. We zijn samen naar binnen gegaan en hebben een tijd lang tussen de prachtige foto's gezworven. We kregen ook een boekje, waarin we alle kunstwerken nog eens terug konden zien. Na ons bezoek zijn we naar een café gegaan, hebben we wat gedronken en zijn we samen gaan schrijven. Sander liet trouwens zien dat hij, behalve dichten, ook nog mooi kan tekenen.
Als allerlaatste gingen we terug naar Ingrid, die bij de NOVO-bakker zat. Daar gingen we samen een broodje eten. Inmiddels hadden we al een gedicht, maar Sander pakte het boekje van Noorderlicht erbij en wist zulke mooie dingen over de tentoonstelling te vertellen, dat ik gauw mijn pen erbij pakte en we het gedicht nog dubbel zo lang hebben gemaakt! En stiekem was ik een beetje jaloers op Sander, want hij zei de zin: 'een meisje met sproetjes en een missie'. Dat vond ik erg mooi.
Het was een ontzettend gezellige middag, waarna ik geïnspireerd naar huis terugkeerde. Hopelijk dacht Sander er hetzelfde over!