Speech uitgesproken door Inge Raadschelders, op 2 oktober 2017 te Utrecht, tijdens de jaarlijkse dag van het LKCA voor professionals en bestuurders in de amateurkunst, buitenschoolse cultuureducatie en participatieve kunst, in opdracht van Special Arts tijdens hun bijeenkomst met het thema Toekomst creëren samen met anderen.
Dag allemaal,
Ik sta hier als onderdeel van de Expertgroep van project Het Andere Gedicht van Special Arts, in de hoedanigheid van taalvormer en docent schrijven, en als verzorger - samen met mijn compagnon Naomi Blindeman - van alle trainingen en al het didactisch materiaal voor Het Andere Gedicht 2017. Dat alles in het kader van het poëziejaar van Special Arts en project Het Andere Gedicht 2017. En daarin werp ik een bescheiden blik op de toekomst.
Tine Veldhuizen van Special Arts vroeg me jullie in een half uur iets te vertellen over en liefst ook iets te laten ervaren van het maken van gedichten. Een half uur.
Toen ik dat voorbereidde betrapte ik mijzelf er op dat ik een soort speech aan het schrijven was. Dat doe ik niet zo heel vaak, ik ben meer van de praktijk. Maar ja, het ging zo. ‘Voor een half uur tijd is dat misschien ook wel de beste vorm’, dacht ik toen en ik liet het toe.
Toen bleek dat mijn speech een tikje radicaal werd. Daar bedoel ik slechts mee dat hij misschien niet tot in de puntjes genuanceerd is. Her en der een klein beetje kort door de bocht, misschien. Maar ja, is dat te vermijden voor een korte kennismakingsspeech? Ik liet het toe. En nu sta ik hier. Spannend is het wel. Maar daar kom ik zo dadelijk nog wel op terug.
Om niet al te extremistisch over te komen, wil ik graag beginnen met een gedicht. Daar draait het immers allemaal om.
Het komt van de achterflap van het boek Vissen zwemmen leren en het is de moeite van het delen waard.
Arnaud heeft hemel en aarde geschapen
Arnaud heeft
Hemel en aarde geschapen
Maandenlang.
Een jaar.
Arnaud
Houdt van alles en doet.
God
Heeft hem geholpen
En dat voor de rest
Van Arnauds leven.
De vissen heeft Arnaud
Door mekaar
Leren laten zwemmen.
Het mooiste wat
Arnaud heeft gemaakt,
Was om te tekenen,
En hij heeft het getekend!
Hij maakte eveneens
Iets uit de klei
Het was zo zacht
Als gehakt.
- Arnaud Rogard -
Mijn dochter van net 3 stond dit weekeinde met één voetje op een touw van een voor haar ingewikkeld klimapparaat in de speeltuin. Ze wist niet zo goed waar ze haar handen, haar voeten, ze zocht wat, keek toen naar me om en zei: ‘Mama, ik kan niet.’
Ik vroeg haar: ‘Zullen we het samen doen?’ En ik hielp haar.
Later dacht ik: hoe zou het zijn geweest – als ik tegen haar had gezegd,
- o joh, dat is toch ook nergens voor nodig. Kom.
- Of: als ik haar bij de klimapparaat had weggehaald en er niet verder op was ingegaan.
- Of als ik had gezegd: Nee inderdaad Robin, dat kun jij ook niet. Dat is te moeilijk voor jou. Kom maar, dan gaan we lekker op de babyglijbaan.
Ik bied mijn dochter de kans om zich te ontwikkelen door haar te laten proberen en haar daarin te helpen. Het mag mislukken, maar we proberen het wel. Dat lijkt logisch. Ik voel ook wel aan dat als ik haar de kans ontneem, ze in de zandbak zal blijven zitten. Maar bovenal, dat als ik haar niet stimuleer en begeleid, ik haar in feite misken in haar intrinsieke, haar aangeboren verlangen en vermogen om te groeien en te ontwikkelen. Dus daar stond ik weer, op een zondagmiddag op een vervaarlijk wiebelend touw…
Op bijna iedere plek waar ik kom om met mensen te schrijven, te dichten, is de neiging sterk om te zeggen: ik kan dat niet. Of: mijn cliënt / leerling kan dat niet. Ik begrijp dat. Op een bepaalde manier is dat namelijk ook waar, soms. Ik kan óók niet schrijven als Bordewijk, of als Tsjechow.
Maar het accepteren van ik kan niet doorhet dan maar niet doen, schrijnt als ik denk aan mijn dochter voor het klimrek. Het schrijnt ook als ik denk aan alle mensen die gelukkig werden van de teksten die ze de afgelopen jaren maakten binnen de verschillende projecten rondom taalvorming en poëzie. Hun geluk zat hem meestal niet zozeer in het wel of niet kunnen schrijven of dichten. Het geluk zat in het gehoord worden. In de erkenning; de erkenning voor wie zij zijn en wat zij te vertellen hebben en de erkenning van hun verlangen en vermogen zich te ontwikkelen, op welk niveau dan ook.
Ieder mens heeft ergens in zich de behoefte zich te uiten. Wij willen allemaal gezien en gehoord worden, dat is een behoefte die valt onder de primaire levensbehoeften. Taal speelt in het je uiten een essentiële rol. Aandacht voor taal, aandacht voor de ontwikkeling van taal, op welk niveau dan ook, is een vorm van erkenning.
Je uiten met behulp van taal wordt vaak moeilijk op het moment dat het op een bepaalde manier moet. Dat je ergens aan moet voldoen. Dat er eisen en regels zijn. Project Het Andere Gedicht is wat mij betreft dan ook een poging om al het moeten om te buigen naar mogen:
Je mág je uiten.
Je mág de taal gebruiken, hij is er immers ook voor jou.
Je mág schrijven.
Je mág dichten.
Op jouw volstrekt eigen manier. Met jouw woorden. In jouw taal.
Daar komen dan - het is niet de eerste keer dat dit project er is - soms de prachtigste ‘dingen’ uit, zoals het gedicht van Arnaud. Dat is fantastisch. Dat maakt trots. Dat geeft een nieuwe blik op een wereld. Maar prachtige gedichten zijn niet het hoofddoel van Het andere gedicht. Het hoofddoel is mensen laten ervaren dat wat ze te vertellen hebben de moeite waard is. Dat maakt namelijk dat mensen onderdeel worden van het geheel. En dan komen we uit bij het momenteel zo populaire woord Inclusiviteit.
Iedereen kán zich uitdrukken - als jij maar goed luistert en kijkt. Belangrijker nog: iedereen wíl het ook. Dus wat er nodig is zijn ‘slechts’ drie dingen:
- Alle latten, regels, eisen er af
- een luisterend oor, en dan écht luisterend (en in het geval van deze doelgroep meer kijkend oor) en
- een helpende hand – voor de kenners onder jullie beter bekend als De Typemachine.
De opbrengst van deze ogenschijnlijk eenvoudige investering is enorm. Pas nog in Groningen in een voorbeeldles, zag ik iemand bijna smelten van trots over een gedicht dat ze samen met haar begeleider gemaakt had. Dat bevestigt mijn idee dat taal over erkenning gaat.
Dit project levert veel van dergelijke mooie verhalen op. Ook de artikelen die jullie van Special Arts krijgen en alle publicaties rondom Taalvorming, de werkwijze waarop Het Andere Gedicht zich baseert, zijn allemaal prachtige verhalen. Maar verhalen zijn maar verhalen. Speeches maar speeches, spannend of niet. Tijd om zelf eens te ervaren hoe het is.
Denk je al: we gaan toch niet dichten he? Ik kan echt niet schrijven.
Mooi. Daar gaat het namelijk om.
Voor de lezer, in het hierop volgende kwartier schreef iedere aanwezige in 4 stappen een gedicht over een spannend moment. Daar kwamen een paar erg mooie teksten uit voort.
`
Mijn toekomstwens is dat iedereen zich vrij mag uiten, mag schrijven, mag dichten. Dat iedereen, wel of niet schrijvend, mag proberen en spelen met de taal en zo mag zijn wie hij is.
Voor alle informatie over het poëziejaar en project Het Andere Gedicht verwijs ik je graag naar gedichtenlaboratorium.nl en naar Special Arts.
Dank jullie wel.
© Inge Raadschelders, 2017
Foto: Jos Kuklewski